dinsdag 5 oktober 2010

Spelling

Blok 2

Woorden met ng:
tong, opwinding, overwinning, plotseling, poging, regeling, stemming, stichting, stroming, teleurstelling, uitzondering, verkiezing, verrassing, verwarring, verzorging, voorstelling, zuivering.

Woorden met au:
saus, applaus, augustus, auteur, automobilist, restaurant, vrachtauto.

Woorden met auw:
pauw, benauwd, flauwekul, nauwelijks, nauwkeurig, rauwkost, vernauwing.

Woorden met ou:
hout, aanhouding, enkelvoud, houding, meervoud, oerwoud, onderhoud, ouderwets, verhouding, verkouden.

Woorden met ouw:
touw, betrouwbaar, opbouw, rouwkaart, schouwburg, toeschouwer, trouwens, vrouwelijk.

Woorden met i die klinkt als ie:
liter, artikel, fabrikant, familie, idee, kampioen, kapitein, kilometer, klimaat, kliniek, kritiek, muzikaal, piano, predikant, sigaret, uniform, viool.

Met de flitskaartjes kun je thuis deze woorden oefenen.
Succes ermee!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten