Blok 2
Woorden met ng:
tong, opwinding, overwinning, plotseling, poging, regeling, stemming, stichting, stroming, teleurstelling, uitzondering, verkiezing, verrassing, verwarring, verzorging, voorstelling, zuivering.
Woorden met au:
saus, applaus, augustus, auteur, automobilist, restaurant, vrachtauto.
Woorden met auw:
pauw, benauwd, flauwekul, nauwelijks, nauwkeurig, rauwkost, vernauwing.
Woorden met ou:
hout, aanhouding, enkelvoud, houding, meervoud, oerwoud, onderhoud, ouderwets, verhouding, verkouden.
Woorden met ouw:
touw, betrouwbaar, opbouw, rouwkaart, schouwburg, toeschouwer, trouwens, vrouwelijk.
Woorden met i die klinkt als ie:
liter, artikel, fabrikant, familie, idee, kampioen, kapitein, kilometer, klimaat, kliniek, kritiek, muzikaal, piano, predikant, sigaret, uniform, viool.
Met de flitskaartjes kun je thuis deze woorden oefenen.
Succes ermee!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten